Het orgaan van een Lid-Staat dat verstrekkingen of uitkeringen verschuldigd is aan de in artikel 25, lid 2, bedoelde werklozen en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald dat voor rekening van een werkloze bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschap te dekken, is gemachtigd deze inhoudingen te verrichten in overeenstemming met de bepalingen van zijn wettelijke regeling.